Maybaygiare.org

Blog Network

genetische predispositie voor respiratoire aandoeningen: infiltratieve longziekten

de beschikbaarheid van genotypering met hoge doorvoer en grote klinische samenwerkingsnetwerken die goed gekarakteriseerde patiëntenpopulaties met DNA-repositories hebben genoombrede scans en kandidaat-genstudies vergemakkelijkt om gevoeligheidsallelen voor de ontwikkeling van interstitiële longziekte te identificeren. De associatie van pulmonale fibrose met zeldzame erfelijke aandoeningen en de variabele gevoeligheid van inteelt muizenstammen voor deze ziekte geven aan dat pulmonale fibrose wordt bepaald door genetische factoren. Sarcoïdose vertegenwoordigt een complexe ziekte met raciale en etnische verschillen in ziekteprevalentie, en bewijs van familiale clustering. Familiale aggregatie van sarcoïdose uit ‘A Case-Control etiologische studie van sarcoïdose’ (ACCESS) laat een familiale odds ratio (OR) van sarcoïdose zien van 5,8 (95% BI 2,1-15,9) voor Sib ‘ s en 3,8 (95% BI 1,2-11,3) voor ouders. Verschillende HLA klasse II allelen zijn geassocieerd met een verhoogd of verlaagd risico op sarcoïdose, en de resultaten variëren afhankelijk van studiepopulaties van verschillende etniciteit. Genoombrede screening heeft onomstotelijk geà dentificeerd verband met chromosoom 5q11 en de ontwikkeling van sarcoïdose, en HLA genen en BTNL2 zijn gevoeligheidsgenen in dit gebied gevestigd. Familiale aggregatie van idiopathische interstitiële pneumonie (IIP) is vastgesteld door verschillende groepen, en een grote Amerikaanse studie suggereert autosomaal dominante overerving met verminderde penetrantie; verder werd het roken van sigaretten geassocieerd met affectiestatus onder broers en zussen (OR = 3,6, 95% BI 1,3-9,8, p = 0,01). De Families tonen meer dan één type van IIP aan, die verschillende subtypes van IIP voorstellen kunnen een gemeenschappelijke pathogenese delen. Genoom-brede linkage scans in familiale interstitiële pneumonie tonen linkage aan chromosomen 4, 5 en 11. Kandidaat-genstudies tonen aan dat oppervlakteactieve proteïne C en telomerase gevoeligheidsgenen zijn voor de ontwikkeling van longfibrose. Toekomstige uitdagingen omvatten het bepalen van de interactie van meervoudige gevoeligheidsallelen met elkaar en omgevingsfactoren die leiden tot het risico op ziekte en meerdere fenotypen, en het bepalen van het werkingsmechanisme en cellulaire routes waarbij gevoeligheidsallelen betrokken zijn. Verder inzicht in deze gebieden kan leiden tot nieuwe therapeutische interventies.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.