De Rooms-Katholieke Kerk vraagt in haar formule van de doop nog steeds dat de ouders en peetouders van zuigelingen om gedoopt te worden de Apostolische Geloofsbelijdenis reciteren als een teken dat zij de fundamentele doctrines van de kerk accepteren en hun kinderen zullen helpen groeien in het katholieke geloof. Het credo verkondigt het geloof in de Heilige Drie-eenheid; de incarnatie, het lijden en de opstanding van Christus; de wederkomst en Het Laatste Oordeel van Christus; de verlossing van de zonden; de kerk; en het eeuwige leven. De vroege kerkvaders maakten het Geloofsbelijdenis de basis van de dooprede aan catechumenen, of degenen die zich voorbereiden op de ritus. De preken, zoals de moderne Rooms-Katholieke doctrine, gingen aanzienlijk verder dan de kale artikelen van het credo.
Het Rooms-Katholieke geloof neemt in zijn structuur de boeken van de Hebreeuwse Bijbel of het Oude Testament op. Uit deze boeken ontleent het zijn geloof in de erfzonde, opgevat als een erfelijke en universele morele afwijking van de mens, waardoor ze niet in staat zijn om hun bestemming te bereiken en zelfs niet in staat zijn tot fundamenteel fatsoen. Het belang van deze leer ligt in de verklaring van de menselijke toestand zoals veroorzaakt door de mens en niet door goddelijke mislukking (noch, in de moderne rooms-katholieke theologie, door duivelse invloed). De mensheid kan alleen door een reddende daad van God—de dood en opstanding van Jezus-van haar vernederde toestand worden verlost. In Jezus wordt God geopenbaard als de Vader die de zoon op zijn verlossende missie zendt, en door de zoon komt de Heilige Geest in de verlosten wonen. Zo wordt de Triniteit der Personen geopenbaard, en de bestemming van de mensheid is om het goddelijke leven van de drie personen van de Triniteit te delen. De reddende daad van Jezus introduceert genade, die in het Rooms-Katholieke geloof zowel de liefde van God als het effect van zijn liefde bij de mens betekent. (Het theologische idee van genade is fel betwist. De reactie van gelovigen op de aanwezigheid van genade zijn de drie Theologische Deugden van Geloof, Hoop en naastenliefde; deze stellen hen in staat het christelijk leven te leiden. De mens wordt door de doop in de genade geïntroduceerd en in de kerk ingewijd, en het leven van de genade wordt in de kerk door de sacramenten in stand gehouden.